Cornelis van Oeckelenorgel 1827, uitgebreid door Pels in 1967, gewijzigd door Mense Ruiter 2008.
32III/P
Er zullen waarschijnlijk maar weinig orgels zijn die hun bestaan te danken hebben aan een Nieuwjaarsbijeenkomst van de kerkenraad. In Oud-Beijerland was (en is) het een goed gebruik van de kerkenraad elkaar op Nieuwjaarsdag “geluk te wenschen met den vernieuwing desjaars”. Zo ook op 1 januari 1826. Daar is het idee ten huize van één van de predikanten geboren om de kerk met een orgel te verrijken. Welke muzikale broeder het plan opgeworpen heeft is in de nevelen van het verleden gehuld, maar hoe dan ook, het krijgt bijval want al op 30 maart 1826 wordt er een contract voor de bouw van een kerkorgel getekend. Nergens blijkt uit oude papieren dat er voordien een orgel in de Oud-Beijerlandse Dorpskerk gestaan heeft.
De bouw wordt gegund aan Cornelis van Oeckelen uit Breda. Cornelis Jacobus van Oeckelen leefde van 1762 tot 1837. Eigenlijk weten we maar weinig van deze man. Gezien zijn veelzijdige beroepen moet hij een innovatieve figuur geweest zijn, voortdurend op zoek naar vernieuwing en ontwikkeling. Van Oeckelen was kunstwerker, uitvinder en horloge/instrumentmaker. Het is aannemelijk dat Van Oeckelen zich veel technische vaardigheden aangeleerd heeft. In en om Breda hield hij zich bezig met reparaties en onderhoud aan uurwerken van kerkklokken en speelwerken van carillons in kerktorens. Aangenomen wordt dat hij daardoor van lieverlee kleine reparaties en onderhoud aan orgels is gaan doen en zich al doende in de schone kunst van de orgelbouw is gaan bekwamen. Hedendaagse deskundigen zien in zijn werk wel overeenkomsten met de orgels van de hand van H.H. Freytag een leerling van de beroemde Noordduitse orgelbouwer Anthoni Hinsz.
Comelis van Oeckelen heeft slechts enkele nieuwe orgels gebouwd. In 1821 voltooit hij het orgel voor de Hervormde kerk in ‘s-Gravenmoer waar de orgelmakers Smid en Verbeek aan begonnen waren. Zijn eerste volledig zelfgebouwde instrument levert Van Oeckelen af voor de Hervormde kerk in Waalwijk in 1822 en 5 jaar later Oud-Beijerland. Intussen voert hij diverse grotere en kleinere reparaties uit aan een aantal orgels in Brabant, waaronder het orgel van de Grote Kerk in Breda. Als Cornelis van Oeckelen in 1837 overlijdt zet zijn zoon Jan de orgelmakerij voort. Het is later echter vooral de tweede zoon, Petrus, die van zich doet spreken als orgelbouwer. Hij vestigt zich in Groningen en bouwt daar vele nieuwe orgels. Het orgel in Strijen is oorspronkelijk door deze Petrus gebouwd, al is daar na een, grondige restauratie en uitbreiding niet veel meer van over.
Braaf en kundig
Het orgel voor de Dorpskerk in Oud-Beijerland wordt op 29 mei 1827 met een feestelijk concert in gebruik genomen. Dat gebeurt door J. Robbers, organist van de Rotterdamse Grote of St. Laurenskerk. Robbers is goed te spreken over het eindresultaat. In zijn keuringsrapport stelt hij tenminste vast “dat de orgelmaker in alles als een braaf en kundig orgelbouwer gehandeld heeft, die lof en recommandatie verdient”. Het orgel heeft dan 16 stemmen, verdeeld over Hoofdwerk en Onderpositief. Het pedaal is dan nog aangehangen, dus zonder zelfstandige stemmen, niet ongebruikelijk in die tijd. De dispositie van het Hoofdwerk is duidelijk gericht op kracht, bedoeld om de zingende gemeente optimaal te ondersteunen en de melodie goed te kunnen laten horen. De dubbele Prestant 8′, de 5 sterke Cornet en de zeer karakteristieke Sesquialter zijn daar treffende voorbeelden van. De Sesquialter repeteert op f” waardoor dit register de zestien voets Bourdon vanaf die toon als basis heeft en op die manier een in octaven gespeelde melodie heel duidelijk kan laten horen. Het bescheiden onderpositief herbergt vooral ‘lieflijken geluiden’ en fungeert daarmee als tegenhanger van het Hoofdwerk. Kenmerkend is de omfloerste Fluit-travers, een populaire imitatie van de dwarsfluit in die dagen. De kosten voor de bouw van het instrument bedragen ƒ 3.600,00. In totaal, met de bouw van het oxaal, de beelden op de orgelkas en het schilderen van de kas ƒ 5.378,27 én een halve cent.
Restauratie 1967
Intussen gaan de ontwikkelingen door. Oud-Beijerland groeit waardoor de kerk verschillende keren in de twintigste eeuw vergroot wordt. Dat leidt ertoe dat orgelbouwer Bernhard Pels & Zonen uit Alkmaar in 1967 de opdracht krijgt het orgel uit te breiden en te restaureren. Het orgel wordt ingrijpend gewijzigd, zowel in- als uitwendig. De omvang van het orgel wordt bijna verdubbeld, van 16 naar 31 stemmen, verdeeld over Hoofdwerk, Rugwerk, Borstwerk en een vrij Pedaal. Het orgel krijgt twee robuuste pedaaltorens aan weerszijden. Bovendien verdwijnt het onderpositief. Op die plek komt de drieklaviers speeltafel (die daarvoor aan de achterzijde van het orgel zat). Achter de rug van de organist verrijst een Rugwerk en tussen Hoofdwerk en de speeltafel plaatst Pels een bescheiden Borstwerk van 5 stemmen, met een zwelinrichting. Het nogal boertige en stijve Van Oeckelenfront is daarmee getransformeerd in een opbouw die enigszins Noordduits aandoet.
Bijzonder zijn de verbindingsstukken tussen Hoofdwerkkas en de Pedaaltorens waarop fraaie staaltjes houtsnijwerk bijbelse taferelen te zien zijn. Ook de fijnzinnige uitbeelding van de wonderbare visvangst als blindering voor de zwelkast van het Borstwerk en de verdadige ‘hoornen des overvloeds’ rond de pijpvoeten onderaan de kassen, uitgevoerd met veel bladgoud, mogen met ere genoemd worden.
Het orgel wordt volledig geherintoneerd, de Fluit-travers en de Gemshoorn ruimen het veld en barokke elementen als de Scherp, Cymbel en de Regaal komen ervoor in de plaats. Het Hoofdwerk blijft qua dispositie ongewijzigd, zij het dat de Mixtuur wordt vervangen evenals de frontpijpen van de Prestant8′. De Trompet 8′was in 1930 al vervangen door een exemplaar van onbekende, maar dubieuze afkomst. Het orgel klonk vanaf die tijd scherp, miste grondtonigheid en draagkracht. Bovendien was de scheiding tussen ‘oud en nieuw’ duidelijk te horen, waardoor het orgel niet meer als een eenheid klonk. Mede als gevolg van de heteluchtverwarming in de kerk zijn er al vrij snel klachten over ontregelingen van de mechaniek en ontstemmingen. Zeker zolang de R in de maand was bleek het nauwelijks mogelijk het orgel op stemming te houden.
‘Concertklanken uit de Dorpskerk van Oud-Beijerland’Dan vormt zich in 1982 een groepje orgelvrienden een concertcommissie vanuit de behoefte om het historische C. van Oeckelenorgel uit 1827 ook buiten de zondagse erediensten muzikaal te presenteren. Daarnaast wil men met het organiseren van zangavonden en orgelconcerten geld bijeen brengen om iets aan de weinig rooskleurige toestand van het instrument op dat moment te doen.
De concerten sloegen aan in Oud-Beijerland en een wijde regio en voorzien nog altijd in een behoefte. Het allereerste concert werd in april 1982 gegeven door organist Herman van Vliet en het Chr. Mannenkoor Excelsior uit Hendrik-Ido-Ambacht. Van Vliet was ook de concertgever tijdens het 25-jarig jubileum en speelde vele malen in de concertserie. De orgelconcerten met bekende en onbekende musici trekken een doorgaans bovengemiddeld aantal bezoekers.
Intussen groeit de onvrede over het resultaat van de restauratie van 1967 en langzaam maar zeker wordt de tijd rijp voor verandering. In 1986 wordt orgelmakerij Mense Ruiter uit het Groningse Zuidwolde gevraagd een rapport over het orgel op te stellen. Die maakt een plan van aanpak gericht op het zoveel als mogelijk weer in oude luister herstellen van het orgel.
De eerste fase betrof een herintonatie en technisch herstel. De ‘scherpe kantjes’ gingen er af en het klankbeeld werd zoveel mogelijk weer richting Van Oeckelen omgebogen. De Cymbel op het Borstwerk maakte plaats voor een Flageolet l’ en de dunne Nasard 1 l/3 van het Rugwerk schoof op naar een meer functionele samenstelling van 2 2/3.
In de jaren ’90 werd bovendien het interieur van de kerk onder handen genomen. Het plafond kreeg een nieuwe stuclaag, de houten vloer maakte plaats voor plavuizen en dankzij de aanleg van vloer/voetverwarming kon de in orgelkringen zo beruchte heteluchtverwarming afgedankt worden. Dankzij deze aanpassingen is de klank in de kerk aanzienlijk verbeterd, zij het dat de ruimte helaas nog altijd vrij droog klinkt.
Mense Ruiter, die het orgel ook sinds 1986 in onderhoud heeft, verving in 2000 alle tongwerken. Het klankbeeld is een interpretatie aangezien er geen enkel tongwerk van Comelis van Oeckelen bewaard gebleven is. Het resultaat is echter zeer overtuigend en het orgel heeft onmiskenbaar aan allure gewonnen.
In 2008 werd door Mense Ruiter een herinrichting van het Borstwerk gedaan. Naast de historische Gedekt 8′ en de Fluit 4′ kreeg het orgel een Gamba 8′ en een Celeste 8′. Bovendien werd een Gemshoorn 2′ geplaatst en verdween de neo-barokke Regaal 8′ ten gunste van een Hobo 8′. Die stamt waarschijnlijk uit de jaren ’30 van de vorige eeuw en komt uit de Doopsgezinde gemeente van Harlingen. De Flageolet 1′ en de Octaaf 2′ ruimden daarbij het veld.
Voeg deze kaart toe aan uw website;
We gebruiken cookies en andere trackingtechnologieën om uw browse-ervaring op onze website te verbeteren, om u gepersonaliseerde inhoud en gerichte advertenties te laten zien, om ons websiteverkeer te analyseren en om te begrijpen waar onze bezoekers vandaan komen. Privacybeleid