Leren wordt Fun!
ONZE INFORMATIEVERWERKING WORDT BEPAALD DOOR VERSCHILLENDE BIOLOGISCHE, COGNITIEVE, PSYCHOLOGISCHE, SOCIALE EN CULTURELE FACTOREN
Hoe een kind van een bepaalde leeftijd functioneert hangt samen met het stadium van zijn ontwikkeling. Daarmee is het afhankelijk van zowel de hersenen, hormonen, het moment van de dag, cognitieve en psychologische factoren alsook van de omgeving. In onderstaande tabel worden zeven niveaus onderscheiden van biologisch tot cultureel.
1. Biologische factoren
(genen, gezondheid, stress, sekse, enzovoort)
2. Factoren rond hersenrijping
(ontwikkelingsstadium, leeftijd)
3.Cognitieve en neurologische factoren
(waarneming, aandacht, informatieverwerking, geheugen, planning)
4. Psychologische en pedagogische factoren
(emotie, motivatie, stress, beleving, angst, enzovoort)
5. Psychosociale factoren
(ervaringen, microcultuur gezin/familie, economische status, opleiding)
6. Culturele factoren
(culturele groep, religie, etniciteit)
Biologische factoren zoals genetische opmaak, maar ook gezondheid, ziekten en stress bepalen de randvoorwaarden warbinnen we als mens kunnen functioneren. Ze zijn ook een basale voorwaarde voor leren een ziek kind en een tiener met stress hebben meer kans dat ze slecht presteren op school.
Het stadium in de ontwikkeling en in de hersenrijping is een tweede biologische factor van belang. Mariska van elf jaar is 'niet vooruit te branden' en kan op haar veertiende heel alert, nieuwsgierig en snel zijn.
De cognitieve en neurocognitieve factoren worden bepaald door vele verschillende hersendelen en de netwerken waarin ze zijn opgenomen. het gaat om waarneming, aandacht, taal, informatieverwerking, geheugenfuncties, emotionele verwerking en vele hogere functies zoals planning en zelfevaluatie.
Bovenop het niveau van (neuro)cognitieve factoren zijn psychologische en pedagogische factoren van belang. Een kind kan heel goed in staat zijn een taak uit te voeren (dus de vaardigheid ertoe te bezitten) maar die niet tot een goed einde te brengen. Het kan bang zijn om fouten te maken, het kan stress hebben of een minder goede motivatie. Beleving, piekeren of juist grote motivatie tot presteren bepalen of een bepaalde vaardigheid tot ontwikkeling komt.
Op het niveau van psychosociale factoren gaat het om familie en gezin: wordt het kind gestimuleerd tot leren? Wordt er voorgelezen? Zijn er boeken aanwezig en wat voor opleiding hebben de ouders?
Op het niveau van culturele factoren gaat het om de belangrijke rol van de culturele groep binnen een multiculturele samenleving. Het kan echter ook gaan om een subcultuur binnen een bepaald cultuurgebied, zoals de opvatting van 'laissez-faire' of juist zeer prestatiegemotiveerde ouders, of om opvattingen die gemeengoed zijn in PLATTELANDSGEBIEDEN versus de grote stad.
------------------------------------------------
Gert Pot (Het Lerende Brein: 2012)
Voeg deze kaart toe aan uw website;
We gebruiken cookies en andere trackingtechnologieën om uw browse-ervaring op onze website te verbeteren, om u gepersonaliseerde inhoud en gerichte advertenties te laten zien, om ons websiteverkeer te analyseren en om te begrijpen waar onze bezoekers vandaan komen. Privacybeleid